Gepubliceerd in ‘De Problemist’, april 2014, p. 55-56
Van sommige boeken weet je nog waar je ze las. Van grote gebeurtenissen, zoals het overlijden van Lady Diana, weten mensen nog waar ze waren toen ze het hoorden, in de psychologie een bekend verschijnsel. Weer anders is het als je in je vakantiebungalow precies dat interview leest, wat de schakel is tussen wat moet, wat kan en wat mag. Ik zal het u uitleggen.
De vraag ‘hoe moet het’ is geen nieuwe vraag. Familie van de vraag ‘hoe hoort het’. Het terrein tussen ‘moeten’ en ‘horen’ ligt braak, evenals tussen ‘willen’ en ‘kunnen’. Over deze en meer vragen is in de Renaissance en later ten tijde van de Verlichting lang nagedacht. Er verschenen zelfs boekjes waarin beschreven werd hoe men zich behoort te gedragen. Zedekundige handboekjes. Boekjes gericht op opvoeding, gedrag, houding en manieren. Een van deze boekjes is ‘Handorakel en kunst van de voorzichtigheid’ (‘Oráculo manual y arte de prudentia’) van de Spanjaard Galacián y Morales (1601-1658). Hij was een Jezuïet die veel publiceerde. Het boekje was bedoeld voor de ‘intellectuele elite’ en bevat ‘praktische levensregels’. Als u dat hoort, denkt u interessant (of geheel niet). Dat dacht ik ook, waarom zou dit boekje, of citaten uit dit boekje, voor DP-lezers interessant kunnen zijn?
Een interview met de Zwiterse schrijver/denker Rolf Dobelli in NRC bracht uitkomst. Deze man is gespecialiseerd in denkfouten en gooit het in het leven over een heel andere boeg. Hij is non-conformistisch (hij vraagt zich bijvoorbeeld af waarom iedereen in Zwitersland moet kunnen skiën) en scherp (‘de mens heeft een veel te grote neiging om alleen maar na te denken over wat hij voor zich ziet’). Enerzijds heb ik te maken met een oud boekje met wijze levenslessen, aan de ander kant heb ik dus een ‘nieuwlichter’ die ons wijst op ‘tips en tops’ (wat een afschuwelijke onderwijsterm, maar dat terzijde). Van het interessante en smeuïge damboekje ‘Word of miniatures’ weet ik nog waar ik het heb gekregen (en van wie): 26 januari 2001, Bennekom, uitreiking KNVB-damdiploma’s, Johan Krajenbrink. Ik besluit met deze composities uit dit boekje op zoek te gaan. Op dit kruispunt ontmoet ik de lezer. Het is veeleer een beginpunt van een wandeltocht, dan een eindpunt.
I – Wat kan
Wie veranderingen stap voor stap invoert, krijgt de gelegenheid de ontwikkelingen onder controle te houden, zo beweert de Zwitser Dobelli. Maak een planning. Denk over de dingen na. Werk aan structuur. Houd je aan de lijnen der geleidelijkheid. Zorg ervoor dat het verdedigbaar is. Schoonheid en elegantie hebben deze ingrediënten. Diagram 1 van de Rus Vladimir Matus dient als exempel. Proper als wat, zuiver tot en met. Wie ziet het? 1. 49-44 40×49 2. 8-2 49×16 3. 17-11 6×17 4. 2-8! 16×2 (tussen haakjes: dat zie je toch niet vaak, in het tweede bedrijf een witte dam op een veld en in het derde bedrijf een zwarte dam op hetzelfde veld!) 5. 8×39! 2×43 6. 48×28. Een witte schijf op 28, het centrum van het bord, als beloning en bekroning. Dit is elitair in de goede zin des woords: “Intelligent, ervaren, verdiepend, creatief, esthetisch prikkelend”, aldus schrijver Philip Huff (1984). Van harte aanbevolen.
II – Wat mag
Wie naar een damprobleem kijkt, kan dit op twee manieren doen: met het verstand en met het gevoel (affectie). Veel te vaak worden deze twee houdingen echter tegen elkaar uitgespeeld. Alsof het verstand het gevoel uitschakelt en vice versa. “Bij de meesten moet het verstand voor het gevoel wijken”, houdt Gracián ons voor. Hij acht dat onverstandig: “In een (…) situatie dient een wijs man bij zijn verstand te rade gaan.” Blijkbaar is ‘wijs’ een conditie om dit te gedrag te vertonen. Maar, merkt hij fijntjes op, is het ook onverstandig jezelf blindelings gelijk te geven. Met verstand en geheugen naar een damprobleem kijken, dat is wat de Spaanse filosoof ons meegeeft.
Dit advies treffen we ook aan in het interview met Dobelli. De Zwitser stelt dat wij niet al te zeer op onze impulsen moeten vertrouwen. “Juist omdat we in een moeilijk te doorgronden wereld leven is slow thinking erg belangrijk.” Al zijn er allerlei toepassingen en materialen die beogen het leven gemakkelijker te maken, in essentie blijft het onoverzichtelijk en ongemakkelijk. Wie de stand , voorgeschoteld in diagram 2, een 5×5 van H. Cordier tot zich door laat dringen, kan dit proces aan de lijve ervaren. Hoe langer je kijkt, hoe meer mogelijkheden je ziet. Niet het cruijffiaanse ‘je gaat het pas zien als je het door hebt’, maar ‘je hebt het pas door als je het ziet’. In eerste aanleg moeten 19-13 en 19-14 worden besproken. Preliminair is 40-35 al verworpen (met promotie is zwart al in de remisehaven). Dat zowel 13 als 14 in remise eindigen lijkt logisch, is het ook, maar er moeten wel schijven voor verzet worden: [variant I-19-13] 1. 19-13 16×27 2. 13×31 20-34 3. 23-18 12×23 4. 29×18 34×45 met 1-1 en [variant II-19-14] 1. 19-14 9×20 2. 40-35 16×27 3. 35×15 27-31 4. 15-10 31-36 5. 10-5 18-22 6. 29-24 22-28 7. 23×32 36-41 met 1-1. Het heil moet dus van elders komen; slow thinking. De oplossing is even geraffineerd als prachtig: 1. 29-24! 18×20 2. 40-34 30x39A 3. 19-14 16×27 4. 14×3! Een prachtige slotstand waarbij opnieuw geldt: hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet. Of dat in dit laatste geval bevorderlijk en aanbevelenswaardig is, betwijfel ik. Overigens: B 2. … 16×27 3. 34×3 12-18 4. 19-13 met winst.
Dat het voorgaande niet altijd waar is, bewijst diagram 3. Het is een keurige 6×6 van Serge Yushkevitch. En inderdaad, na de eerste aanblik zal menigeen geneigd zijn tot 34-29. Een sneldamspeler met nog weinig tijd op de klok zal het zonder nadenken spelen. Het is de meest logische en voor de hand liggende zet. Dat de witte dam via de zwarte dam op 50 terecht moet komen, is evident. Soms gaan gemak, eenvoud en succes hand in hand. Op je gevoel vertrouwen mág, maar wees op je hoede.
3. Wat moet
Om dit succes te kunnen behalen, of dat het nu gaat om het componeren van een probleem of om het oplossen van een compositie, moeten wij over een aantal vaardigheden beschikken. Ik laat het niet na u een aantal ‘zedelessen’ mee te geven: (a) vermijd de opvolger van een groot voorganger te zijn, (b) zich niet wijden aan bezigheden die een slechte naam hebben, (c)niet belangrijk doen, maar belangrijk zijn. Opnieuw een fragment van Vladimir Matus om bovenstaand te illustreren: diagram 4. Een lelijke beginstand, maar dat terzijde. De witspeler moet het niet in eerste instantie zoeken in promotie (hoewel 4 van de 13 mogelijke zetten een promotie betreft), noch in een stille zet. Niet te gretig zijn, ook niet te scheutig. Wanneer je iemand gelijk kunt geven, doe dit dan ook. Laat niet na een compliment te geven. Want: wat je geeft krijg je terug. En hoewel het uitzicht bij de afgrond het mooist is, is het daar ook het meest gevaarlijk. Dit geldt zeker na de eerste zet, diagram 4, een economische tweegever: 1. 39-33 29×47. Zwart is eerder op dam dan wit. Vervolgens 2. 4-13! 15×4. Wit kan slaan naar twee velden: 37 en 42. Keuze tussen goed en fout – hoe vaak is dat niet – : 3. 13×37 4×42 4. 48×28 en opnieuw een ‘Mohikaan’ op 28.
Resumerend: snel is niet altijd goed, gevoel kan ons bedriegen, elementaire vaardigheden zijn onontbeerlijk , wees vrolijk elitair.
Bronnen
-
Handorakel en kunst van de voorzichtigheid, Galacián y Morales (1647)
-
‘In je hoofd woedt altijd een gevecht’ (interview NRC), Rolf Dobelli (4 juni 2013)
-
Foto Rolf Dobelli (rechtenvrij)
-
World of miniatures, Shkitkin&Matus&Yushkevitch (1994)