Wat heeft Guido Gezelle met de Reeuwijkse Plassen te maken?

Natuur is een vorm van luxe die iedereen zich kan permitteren. Een gedachte, toegeschreven aan Hansl von Allmen [i], om dieper over na te denken. Om te herkauwen, zo je wilt. Is de natuur inderdaad een vorm van luxe? Luxe heeft met overdaad en weelde te maken. Iets dat prettig, doch niet noodzakelijk is. De meeste vormen van luxe kan je missen, zou je denken.

Enige tijd geleden woonde ik een lezing van een boswachter van Natuurmonumenten bij. Aan het begin van de lezing stelde hij een vraag. Wie, zo vroeg hij, is er vanmorgen al in de natuur geweest? Enkele handen gingen omhoog, maar lang niet iedereen was al in de natuur geweest die ochtend. In zijn lezing legde de boswachter uit dat hij het begrip natuur breder opvat. De natuur is veel meer dan de Kaapse Bossen of Oostvaardersplassen. De natuur begint zodra jij je huis uit stapt. Tussen de tegels groeit van alles. Een plantenbak aan je balkon, aangeharkte voortuin, perkje aan de rand van het trottoir, bomen aan de overkant; de natuur is overal. Na de lezing stelde de boswachter de vraag opnieuw. Wie is er vanmorgen al in de natuur geweest? Alle handen gingen omhoog.

Ervaar de natuur

De Franse Verlichtingsfilosoof Jean-Jacques Rousseau schreef treffend: ‘De natuur bedriegt ons nooit, wij zijn het die onszelf bedriegen.’ [ii] Hij moest dan ook niet veel van beschaving en opvoeding hebben. In de maatschappij leren kinderen ondeugden, zo vond deze Franse filosoof, in de natuur leert de mens zijn deugden kennen. Het ging hem om het ervaren, voelen, proeven, ruiken. Aan grote woorden, zoals ‘koningen’, ‘wetten’ en ‘revoluties’ heb je niets, als je er geen concrete ervaringen aan kunt koppelen. Een inzicht waar we iets mee kunnen, nu het klimaat zo in de belangstelling staat. Erik Scherder, hoogleraar neuropsychologie, noemde de recente klimaatstaking van scholieren [iii] in die zin nuttig: ‘… een spannende, bijzondere dag, waar ze later met veel emotie aan terugdenken.’ [iv] Ook al hebben de scholieren nu misschien weinig met het klimaat, door deze dag kán het een belangrijk thema in hun leven worden.

Of je van het genieten van de natuur een beter mens wordt, zoals Rousseau dacht, weet ik niet. Wel weet ik uit ervaring dat de natuur je kan overweldigen. Dat kan ver weg, met zicht op bergen en meren, maar ook dichtbij, een bloem die opengaat of zaadje dat ontkiemt. Hoe dan ook heb je taal nodig om de schoonheid onder woorden te brengen. Volgens dezelfde Rousseau is taal echter in veel gevallen ontdaan van ‘gevoelsmatige karakteristieken’. Daardoor spreken en schrijven we op een rationele wijze over wat we ervaren, weten en zien. Maar taal is als muziek, met een geweldige emotionele kracht, aldus Rousseau. [v] Taal stelt ons in de gelegenheid om onze ervaring onder woorden te brengen. Taal brengt je terug naar het moment suprême. Het laat je de ervaring als het ware herbeleven. De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld, wist Ludwig Wittgenstein. Wat zijn wij zonder taal?

Woorden als spiegel

Iemand die dergelijke ervaringen onnavolgbaar onder woorden heeft gebracht is de Vlaamse dichter Guido Gezelle (1830-1899). Zijn vader was hovenier, de liefde voor de natuur kreeg hij met de paplepel ingegoten. Zijn moeder was een zeer gelovige katholieke vrouw, die ongetwijfeld er veel genoegen in heeft gehad dat haar zoon later priester werd.

Gezelle is in ons taalgebied bekend geworden met zijn natuurpoëzie. Hij schreef zijn gedichten in het West-Vlaams, aanvankelijk in een soort volkstaal, waar de elite niet veel mee op had. Toen hij bekender werd en de kerkelijke autoriteiten zagen dat in de poëzie zijn roeping lag, werd hij vrijgesteld van werkzaamheden om zich volledig toe te leggen op het dichten. In zijn gedichten wisselen concrete ervaringen, fijnzinnige taalvondsten en religieuze bekentenissen elkaar af. Op fabelachtige wijze weet hij natuurervaringen aan het papier toe te vertrouwen. Na zijn dood groeit Gezelle uit tot een van de meest bekende en meest vernieuwende Vlaamse dichters. Tot op de dag van vandaag worden zijn gedichten gelezen.

Als ik in het Reeuwijkse Plassengebied wandel, heb ik vaak een dichtbundel van Gezelle bij me. Onder de snelbinder of in de binnenzak. De woorden van Gezelle zijn als een spiegel, als een grond voor actieve contemplatie. Woorden om op te kauwen. Neem deze dichtregel:

‘Het leven is een’ krijgsbanier,

door goede en kwade dagen,

gescheurd, gevlekt, ontvallen schier,

kloekmoedig voorwaards dragen.’ [vi]

Guido Gezelle zoekt in zijn gedichten naar de essentie van het bestaan. Hij beziet zichzelf in het licht van de eeuwigheid. Als nietig wezen zet hij zich af tegen de hemel en de aardkloot. In de woorden van W. Kramer: ‘Zijn vers is altijd het innig spreken van het kind tot de Vader, van wiens liefde hij zeker is; stralend van blijdschap een blik van zijn God te ontmoeten in elke blommestaal, Gods stem te horen in het bladerengeruis.’ Hoor maar:

‘De aarde davert en van onder

de aarde wederdreunt een wonder

doof geronk; de landman houdt

op van werken, staat, en schouwt

waar hij, ievers opgevaren,

kan het zwart geweerte ontwaren

dat zijn bevend herte ontstelt:

al zijn hope bloeit in ’t veld.’ [vii]

Voor ons, wonend in de Noordelijke Nederlanden, klinkt het Vlaams soms vreemd in de oren.

‘O krinklende winklende waterding

met ’t zwarte kabotseken aan,

wat zien ik toch geren uw kopke flink

al schrijven op ’t waterke gaan!’ [viii]

En elders:

‘Hemellawerke heet gij, wakkere en

snelgewiekte strale, die

‘k, uit het zaailand opgestegen,

lijk nen vierpijl rijzen zie.’ [ix]

Gezelle was híer

Het Reeuwijkse Plassengebied is een prachtig natuurgebied in het Groene Hart van Holland, waar ik met veel genoegen wandel. Het gebied is in de 18e en 19e eeuw ontstaan als gevolg van turfwinning. Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat de Elfhoevenplas zich op een steenworp afstand van mijn woning bevindt. Guido Gezelle helpt om natuurervaringen onder woorden te brengen. [x] Dankbaar maak ik gebruik van moderne communicatietechnieken om anderen in deze vreugde te laten delen. [xi] En soms denk ik: Guido Gezelle was híer toen hij zijn gedicht schreef, zo treffend is de overeenkomst.

NOTEN

[i] NRC 25-26 juli 2015

[ii] In: Emile, 1762. ‘Jamais la nature ne nous trompe, c'est toujours nous qui nous trompons.’

[iii] De staking vond plaats op donderdag 7 februari 2019. Naar schatting 15.000 scholieren deden mee aan de ‘klimaatmars’.

[iv] AD, 7 februari 2019

[v] In: Essai sur l'origine des langues où il est parlé de la mélodie et de l'imitation musicale, 1871.

[vi] Strofe uit het gedicht ‘Krijgsbanier’, 1892.

[vii] Strofe uit het gedicht ‘Het stoomgevaarte’, 1858.

[viii] Strofe uit het gedicht ‘Het schrijverke’, 1857.

[ix] Strofe uit het gedicht ‘Hemellawerke heet gij, wakkere en’, 1890.

[x] Twitteraar @marrisch bracht mij op 25 november 2013 op het idee om gedichten van Guido Gezelle te verbinden aan foto’s vanuit het Plassengebied

[xi] Op twitter deel ik regelmatig foto’s uit het Reeuwijkse Plassengebied, al dan niet met een strofe van Guido Gezelle erbij. De tweets zijn hier en hier te bekijken.