Er zijn dagen dat je nauwelijks buiten komt. Het zijn kleine dagen. Dagen waarop het onderscheid tussen nacht en dag niet zo makkelijk te maken is. Kerstverlichting te over, maar lichtpuntjes ontbreken. De schrik slaat je om het hart als je de cijfers ziet. Om ons heen opgejaagde zielen, de last van het leed en het diepe zwijgen zoals Bonhoeffer het dichtte. Covid-19 is overal; buiten en binnen, binnen en buiten. In de gesprekken, op het scherm, in het hoofd. Zou ik overdrijven? Hoe rekbaar is de mentale weerbaarheid? Zeer, dat weten we van andere crises. Mensen hebben niet veel hoop nodig om te kunnen overleven. Het klinkt soms als een vraag: wat ga jij straks als eerste doen? Straks, denk ik dan, wanneer? En als eerste? Alsof dat een moment is, een kairos, nee, het is een proces, zoals de zon ook niet opeens opkomt, maar het duister langzaam maar zeker oplost.