Pandemic Times – 61 – Donker

’t Is weêrom winter, weêrom donker, weêrom koud en nat; ’t zijn weêrom lange nachten, korte dagen! Een paar regeltjes van de Vlaamse dichter Guido Gezelle (1882), als ware het een foto van hedenochtend. Duisternis, koude, regen; bussen, bakfietsen, taxi’s; leerkrachten, ouders, kinderen. Het zijn donkere dagen voor Kerstmis en wij weten het. Niet het behaaglijke haardvuur van het weekend, noch de smakelijke amandelstaven. Geen vaccin, nog even geduld, wel wéér oplopende besmettingen. Het worden donkere wintermaanden, maar, zoals Gezelle in hetzelfde gedicht schrijft: Na lijden komt verblijden! We houden hoop, op hoop en tegen hoop, er gloort licht aan het einde van de tunnel. Het licht zal de duisternis verdrijven, hoe dan ook. Het daghet in den oosten.