Wat Augustinus schreef over ziekte en zonde, kan vandaag in de coronacrisis een weg wijzen.
Verwarring, ontreddering, onbestemdheid – het zijn woorden die we kunnen toepassen op onze tijd, maar evenzeer op de tijd waarin kerkvader Augustinus (354-450), bisschop van Hippo, leefde. Het waren de nadagen van het Romeinse Rijk, een tijd waarin er ook besmettelijke ziekten rondwaarden. Het Romeinse Rijk had onder andere te maken met de Pest van Antoninus (165-180) en de Pest van Cyprianus (250-270). De Antonijnse Plaag, zoals de eerste ook wordt genoemd, raasde over een groot deel van de wereld en werd veroorzaakt door Romeinse troepen die terugkeerden van het slagveld. Naar schatting een kwart van de wereldbevolking overleed. De Pest van Cyprianus vond een eeuw later plaats. Cyprianus was een van de voorgangers van Augustinus in Hippo; hij maakte de uitbraak van de pest mee. Hoewel de pest zeer besmettelijk was en vele slachtoffers eiste, moedigde Cyprianus zijn hoorders aan om naar elkaar én heidenen te blijven omzien en voor elkaar te zorgen.
Augustinus heeft veel met ziekte te maken gehad. Zo overleed plotseling een jeugdvriend, die hoge koorts had gekregen. Augustinus was ontroostbaar, getuige zijn uitingen in de Belijdenissen. Ook zijn moeder Monnica stierf aan een ziekte – in Italië, waar ze ook werd begraven. Zelf was Augustinus diverse malen ziek. Hij spreekt in dat verband over een ‘gesel van lichamelijke ziekte’. In zijn werken komt het beeld van Christus als Geneesheer veelvuldig terug en niet zelden gebruikt hij kortademigheid, koorts en ziekte als metaforen voor de innerlijke gesteldheid.
Voor vandaag licht ik drie aspecten uit zijn denken uit.
ons leven is ziekte
Het eerste is een reality check: volgens Augustinus is ons leven een ziekte en is ons leven niets anders dan een langdurig ziekbed. We zijn hier in den vreemde, onderweg naar een betere toekomst. Door huilend hun intrede in de wereld te doen, profeteren baby’s wat hun te wachten staat. Het is geen vrolijke boodschap, maar ziekte, pijn en lijden hebben altijd deel uitgemaakt van het menselijk bestaan, zo ook nu.
Nu kun je zeggen dat het ‘slechte tijden’ zijn, zegt Augustinus, maar: ‘Wij zijn de tijden’. Dus niet mopperen of bagatelliseren, maar de realiteit onder ogen zien en daar verantwoordelijkheid voor nemen.
de oorzaak is zonde
Waar komt ziekte vandaan? Een kundige arts stelt de juiste diagnose. Volgens Augustinus is de mensheid ziek, niet door lichamelijke ziekten, maar door de zonden. Zonde concentreert zich in Augustinus’ denken tot hoogmoed. Denken dat de wereld om jou draait, dat je leven en dood naar je hand kunt zetten. De hang naar luxe, trots, aanzien.
Augustinus stelt ons daarbij een vraag: hoe heeft het zover kunnen komen met het coronavirus? Zijn wij op een of andere manier debet aan de situatie? Augustinus zou zeggen: wijs niet naar China of virologen, maar reflecteer op je eigen gedrag.
de echte Geneesheer
Een slechte diagnose is confronterend, maar noodzakelijk voor de passende kuren en therapieën. Wat is de remedie tegen ziekte, pijn en lijden?
In deze dagen van ‘quarantaine’ – de veertigdagentijd – denken we aan het lijden van Christus. Augustinus: ‘Om de ziekte [van hoogmoed] te genezen kwam de almachtige Geneesheer. Om dicht bij het ziekbed te komen, vernederde Hij zich tot het aannemen van een sterfelijk lichaam en zette zich aan de zijde van de zieke.’ Hij was als een zieke onder ons.
Daarom: ‘Als een zieke genezen is, moet hij ervoor oppassen niet de slaaf te worden van eigen genoegens.’ Als dat geen waarschuwing is voor nu.
Verschenen in Nederlands Dagblad, 26 maart 2020