Over de drempel

Als je gelijke gevallen gelijk moet behandelen, wat doe je dan met ongelijke gevallen? We sluiten ze te snel buiten.

Eveneens verschenen op 'Het Goede Leven'

 

Het kwam ter sprake tijdens een bijeenkomst voor mantelzorgers, ergens in het midden van het land. Een vrouw vertelt me dat ze mantelzorg verleent – aan haar man, die een ernstige aandoening heeft. Vanwege zijn aandoening raakt het echtpaar geïsoleerd en wordt hun wereldje kleiner. Verjaardagen of feestjes zitten er niet meer in, laat staan vakanties. De drempel om de ‘gewone wereld’, als die al bestaat, te betreden wordt steeds groter. Eigenlijk zou haar man wel eens naar de tandarts moeten. Maar ja, daar is hij nu al een aantal jaar niet geweest. En nu hebben ze er eigenlijk allebei geen zin meer in. Bovendien is het een heel gedoe om te gaan: haar man zit in een rolstoel en eigenlijk durft ze zelf niet meer te rijden.

De vrouw raapt al haar moed bijeen en samen zetten ze de stap. Ze maken een afspraak met de tandarts. Volgende week dinsdag, half elf. Het lukt. Even voor half elf komen ze bij de praktijk aan. Maar wat blijkt? Haar man, die in een aangepaste rolstoel zit, blijkt niet naar binnen te kunnen. De opening van de deur is te smal. Ze staan er beteuterd en bedremmeld bij – maar er is ook woede. Weg goede intenties, weg tandarts. Goede mondzorg is erg belangrijk – zeker in het sociale verkeer. Niet zelden leiden mondproblemen tot pijn, een slechte adem of ander ongemak.

Op naar de zorgbus

Na verloop van tijd krijgt het echtpaar weer hoop. Bij het verzorgingshuis in het dorp zal gedurende een week een bus staan, van waaruit paramedische diensten worden verleend. Wat ik me daar precies bij moet voorstellen, is me niet geheel duidelijk en ook Google maakt me niet veel wijzer. Ik denk dat het lijkt op een bus van het bevolkingsonderzoek. Handig, zo vertelt de dame, want het betekent dat de ouderen die in het verpleeghuis verblijven, toch mondzorg kunnen ontvangen. Zou het iets voor haar man zijn?

Opnieuw alle moed bij elkaar geraapt. Op naar de bus. Dit keer komen ze wel over de drempel – de zichtbare drempel althans. Binnen krijgt het echtpaar te horen dat meneer niet in het juiste zorgzwaartepakket valt. Pardon? Kunt u geen uitzondering voor ons maken? Moedeloos verlaten ze de bus. En zwaar gefrustreerd.

De dame laat haar schouders hangen. Aan alles is te zien dat het haar raakt. En mij ook. Hoe kun je mensen zo tekort doen? Door regels aan mensen vooraf te laten gaan, in plaats van andersom. Alsof protocollen wetten van Meden en Perzen zijn. Je gelooft het niet. Maar toch is het gebeurd – de emotie die ik bij haar zie, is niet gespeeld.

Stel je voor dat je iemand helpt

Gelukkig kom ik in mijn werk en sociale context ook veel goede voorbeelden tegen. Over professionals die wel uitzonderingen maken. Die wél naar de mens kijken. Die iemand niet degraderen tot een diagnose. Of als robots wetten uitvoeren – emotieloos. Zich in een juridisch taalkleed hullen om zo geen risico te lopen. Stel je voor dat je buiten de lijntjes kleurt! Stel je voor dat je iemand helpt…

Over inclusiviteit en gelijkheid gesproken. Gelijkheid is een belangrijke waarde in onze samenleving. ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld,’ zo luidt het gelijkheidsbeginsel in onze Grondwet. Sinds de Franse Revolutie is gelijkheid een dogma geworden. Iedereen dezelfde kansen. Alle mensen zijn van gelijke waarde en moeten daarom gelijk behandeld worden.

Vaak helpt het om dergelijke dogma’s en containerbegrippen te spellen. Wat bedoel je precies met ‘gelijk’? Gelijk heeft, etymologisch gezien, te maken met het Oudnederlandse woord billijk, dat op zijn beurt zoiets betekent als rechtvaardig, redelijk, passend. Als je dit in ogenschouw neemt, zou je kunnen stellen dat de ‘harde definitie’ van gelijk, in de zin van één en hetzelfde, in de zin van inwisselbaar, niet houdbaar is. Er is geen (ver)gelijk. Alles is uniek – alles is weerloos. Dat klinkt nihilistisch, maar heeft christelijke ondergrond: alle mensen zijn gewild én uniek. Er is niemand zoals jij. Niemand kan zich met jou vergelijken. Nog nooit is er iemand geweest zoals jij en nooit zal iemand jouw gelijke zijn. Een semantische brug te ver, wellicht, maar een aanlokkelijk denkpaadje.

Wat te doen?

Als je gelijke gevallen gelijk moet behandelen, wat doe je dan met ongelijke gevallen? Ongelijk behandelen? Kerkvader Augustinus zou er wel raad mee weten. ‘Stel, een rijke en een arme vrouw brengen allebei een kind ter wereld, een rijke vrouw en een arme vrouw dus. Stel even dat ze niet mogen kijken naar het kind dat ze net gebaard hebben. Nee, ze moeten zich even verwijderen en dan weer terugkomen om te kijken welke van de twee hun eigen kind is…’ Nou, Augustinus? Wat betoog je nu, dat alle mensen gelijk zijn? Of dat ze op dezelfde manier ter wereld komen? Huilend, zoals hij elders betoogt, als ware het een profetie van wat deze kinderen in het leven te wachten staat.

Maar hier, in Sermo 61, maakt Augustinus iets anders duidelijk: ‘Ziet u, rijkelui, u hebt in deze wereld niets meegebracht. En uit deze wereld iets meenemen, dat zal ook niet gaan. Wat ik over geboren worden heb gezegd, zeg ik namelijk ook over doodgaan.’

En dan drukt Augustinus zich nogal plastisch uit: ‘Als er (…) een oud graf wordt geruimd, zoek dan maar eens uit of het de botten van een rijke of van een arme zijn.’ In een latere preek, Sermo 85, herhaalt de kerkvader van het Westen dit: ‘Alles trof u aan toen u kwam: u bent naakt geboren, net als de armen. Bij de geboorte hebben rijk en arm allebei een kwetsbaar lichaam en allebei huilen ze.’

Een economie van delen

Toch zou je Augustinus tekort doen als je hieruit concludeert dat hij iedereen over één kam scheert. Van Augustinus is bekend dat hij een jas kreeg aangeboden – speciaal voor hem ontworpen. Hij weigerde deze echter in ontvangst te nemen omdat hij vond dat de jas ook door anderen gebruikt moest kunnen worden. In Augustinus’ klooster is er niet sprake van bezit, maar van gebruik. Augustinus legt in zijn aanwijzingen voor kloosterlingen de klemtoon op het gezamenlijke bezit van de garderobe en niet op de gelijkheid van de afzonderlijke mantels. Niet een economie van vergaren, maar een economie van delen. Delen omdat een ander die jas ook kan gebruiken. Omdat we gelijkwaardig zijn, niet gelijk.

Niet de regel, maar de uitzondering. Briljant is Augustinus’ formulering als het gaat om de behoeften van iedere afzonderlijke kloosterling: ‘Geef ieder wat hij nodig heeft.’ Geen geforceerde of afgedwongen gelijkheid, maar passende en persoonlijke zorg. Het lijken me inspirerende criteria voor professionals in het publieke domein, in weerwil van wet- en regelgeving. Hoeveel zichtbare en onzichtbare drempels zouden er zijn om dit te realiseren?

Minisymposium ‘Augustinus voor mensen van nu’

Hoe komt het dat we zo druk zijn? Hoe kom je tot rust in onrustige tijden? Waar moet je wel aandacht aan besteden en waaraan niet? Typisch vragen van nu, maar het zijn hele oude vragen. Kerkvader Augustinus (354-430) had deze vragen ook. Hans Alderliesten is ervan overtuigd dat Augustinus anno 2019 zeggingskracht heeft. Vandaar de verschijning van het boek Augustinus voor mensen van nu. Wij zijn de tijden.

Ter gelegenheid van de verschijning van het boek organiseert uitgever KokBoekencentrum in samenwerking met Boekhandel Smit een minisymposium in Gouda. Het minisymposium wordt op woensdag 30 oktober 2019 georganiseerd in de Lutherse Kerk in Gouda (Lage Gouwe 134). Aanvang is 20 uur, inloop vanaf 19.45 uur. Klaas van der Zwaag zal spreken over ‘Augustinus: zoon, bisschop, zondaar’ en Laela Zwollo over ‘Augustinus en zijn opponenten.’ Hans Alderliesten zelf zal spreken over de relevantie van Augustinus anno 2019. De Goudse organist Peter van Cappellen zorgt voor muzikale omlijsting. De entree is gratis, aanmelden gewenst via info@boekhandelsmit.nl. Het boek ligt sinds eind september in de boekhandel en is online te bestellen.