Bezoek minimaal één keer per jaar een begraafplaats, adviseerde de Engelse baptistenprediker Spurgeon al. Zo’n bezoek kan melancholisch stemmen, maar ook helpen het leven te vieren.
Het was een merkwaardig gezicht. Net voorbij de ingang van de West Norwood Cementry, een begraafplaats in het zuiden van Londen, speelden een kleinzoon met zijn opa. Een klein ventje, nauwelijks vijf jaar, gooide gillend een bal naar zijn opa. Opa plaagde het ventje telkens door de bal net iets te ver te gooien. Mooi om te zien, het plezier spatte van af.
Het contrast kon bijna niet groter. Plezier, rumoer en levendigheid op dit veldje, en verderop een doodse stilte. Vervallen graven, eindeloze rijen gedenkstenen en monumenten met eekhoorns en kraaien die op de lommerrijke begraafplaats op zoek waren naar eten.
De confrontatie met de dood kan heilzaam zijn. Het lezen van teksten op grafzerken zijn bovendien lessen in levenskunst
Met het betreden van de begraafplaats had ik de stad voor even achter me gelaten. Londen. Die grote miljoenenstad, die nooit stilstaat, waar haast en leegheid strijden om voorrang. Maar nu even niet. Covid nineteen heerst en houdt ook deze stad in de greep. Aan de gezichten is de onbestemdheid af te lezen. Hoe lang gaat dit duren? Zal het virus mij treffen?
Heilzaam
Het was de Engelse baptistenprediker Charles Haddon Spurgeon (1834-1892), een succesprediker van formaat, die het advies gaf minimaal een keer per jaar een begraafplaats te bezoeken. Gewoon, zomaar, even.
De confrontatie met de dood kan heilzaam zijn. Een begraafplaats mag dan een naargeestige uitstraling hebben – er is tenslotte weinig tot niets te vinden, doden geven niet thuis, hun geheimen zwijgen – toch kan een bezoek aan een dodenakker dankbaar stemmen. Al was het alleen al vanwege het feit dat je je bevoorrecht kunt voelen dat jij nog wel in leven bent. Het lezen van teksten op grafzerken zijn bovendien lessen in levenskunst.
Op West Norwood Cementry ligt Spurgeon begraven. Ik zal maar eerlijk zijn: ik ben naar zijn graf getogen. Noem het een bedevaart. Nog altijd inspireert hij velen, niet in de laatste plaats mensen die zich verbonden weten aan de Metropolitan Tabernacle in Londen (aan deze gemeente was Spurgeon verbonden als predikant).
Spurgeons grafmonument bevindt zich op de top van de heuvel. Een immens monument, rijk gedecoreerd en in uitstekende conditie. Met dankbaarheid dacht ik terug aan zijn werk en betekenis – tot op vandaag.
Ontkerkelijking
Deze zomer bezocht ik ook begraafplaatsen in mijn geboortedorp Putten. Op Schootmanshof trof ik diverse grafzerken aan van weduwen – hun mannen werden weggevoerd bij de razzia in oktober ’44. De Puttense mannen kwamen om in Duitse concentratiekampen en kregen veelal geen graf. Op de grafzerken in Putten las ik daarom niet onverwacht vaak ‘weduwe van…’. Niet samen begraven, wel samen op de steen.
Op de katholieke begraafplaats in Putten, middenin het dorp, stond ik bij het graf van de laatste pastoor van Putten, Albert Rubrech. De laatste pastoor. Ik had het niet geweten als het niet op de steen had gestaan.
Het aanzien van de dood geeft het leven kleur. Het leven is geen ratrace naar het kerkhof, maar een vraag
Ontkerkelijking en afkalving van de kerk gaan blijkbaar aan dit religieuze dorp niet voorbij. Stenen vertellen het verhaal, althans een klein deel van het verhaal. Ze vertellen over de mensen van voorbij, over vervlogen tijden, vergeten dromen. Deze mensen van voorbij leven voort in onze herinnering. Die herinnering wordt op een begraafplaats gevoed.
Melancholisch
In een tijd waarin we volop met de dood worden geconfronteerd – naast het coronavirus zien we vreselijke beelden uit Libanon – kan het geen kwaad een begraafplaats te bezoeken. Er is wel een gevaar, dat je er melancholisch van wordt, gedeprimeerd raakt. Bij het aanzien van de dood kan het leven zijn glans verliezen.
Ik geloof ook in het omgekeerde: dat het aanzien van de dood het leven kleur geeft. Het leven als geschenk ontvangen. Als opdracht. Het leven is geen ratrace naar het kerkhof, al maken we er dat soms wel van, maar een vraag. Hoe was jouw dag? Wat kan ik voor je doen?
Leven en dood zijn niet inwisselbaar, maar het laat zien dat er een grens is. Met die grens worden we geconfronteerd
Kerkvader Augustinus troostte eens een vrouw die diep bedroefd was om het heengaan van haar man. ‘Ween niet. De dood is niets,’ hield hij haar voor. ‘Het leven is wat het altijd is geweest. De draad is niet gebroken. (…) [De doden zijn] aan de andere kant van de weg.’
Met dit perspectief kan ik verder. Leven en dood zijn niet inwisselbaar, maar het laat zien dat er een grens is. Met die grens worden we geconfronteerd – of we willen of niet, of we het opzoeken of niet.
Hans Alderliesten houdt zich bij kennisinstituut Movisie bezig met maatschappelijke vraagstukken. Hij is auteur van ‘Augustinus voor mensen van nu’ en ‘Overhoop en overleven’ (oktober, Uitgeverij KokBoekencentrum)