Mensen die in Afrika op een boot naar Lesbos of Lampedusa stappen, hebben geen keus. Wij wel. En dus zijn wij, Europanen, aan zet maar dan moeten we eerst in de ogen van deze bootvluchtelingen durven kijken.
Friesch Dagblad, 23 juni 2015, p. 10
Vijf jaar geleden lag ik op een klein strandje bij Eftalou op het Griekse eiland Lesbos. Of ik een boeketreeks-roman las en een Mythos dronk, heb ik niet meer zo scherp, maar ik spendeerde daar ongegeneerd mijn vakantiegeld. Een dobberend vissersbootje, in de verte de Turkse kust: het uitzicht was aangenaam. Ik had net de eerste stapjes gezet om mijn politieke idealen te verwezenlijken. Opgegroeid in een christelijk-liberaal milieu meende ik dat Nederland wel wat ‘rechts’ kon gebruiken. Niet op de Wilders-manier, hoewel ik later dat jaar op het befaamde CDA-congres vol overtuiging voor de gedoogconstructie met de PVV zou stemmen. Als je toen aan mij gevraagd had: wat moeten we met de bootvluchtelingen? Dan had ik waarschijnlijk geantwoord: terugsturen. Waarschijnlijk had ik me politiek correct uitgedrukt en had ik een betoog over de effectiviteit van opvang in de regio afgestoken.
Maar nu is alles anders. Eftalou is nu de plaats waar bootvluchtelingen uit het Afrika en het Midden-Oosten aankomen. Zo ook de fictieve Adiv. Opgevangen door de Griekse immigratiedienst en nu in afwachting van de asielprocedure. Adiv stapte niet uit eigen beweging in de boot, hij had zijn geld liever aan iets anders uitgegeven. Om te sparen voor de opleiding geschiedenis, waar hij graag aan wil beginnen. Adiv heeft er niet voor gekozen vluchteling te zijn. Net zo goed als een pgb-houder of mantelzorger ervoor kozen. Soms lijkt het discours te impliceren dat ziekte, werkloosheid, illegaliteit een keuze is. Maar niemand zegt niet op een dag: laat ik werkloos worden. Of: laat ik in het bootje stappen. Adiv heeft geen keus. Het was de wanhoop die het won van de misère.
De mensen met wie hij in een bootje zat klapten toen ze de Griekse kust zagen opdoemen en juichten toen ze bij Eftalou voet op Europese bodem zetten. Adiv heeft een droom, maar die ligt niet in Europa. Sinds hij in Europa is, is zijn droom verder weg dan ooit. Maar ook dichterbij – de dood is in elk geval voor even weg. Maar de droom van Adiv en het luchtkasteel van het materialistische Europa staan tegenover elkaar. Nooit meer oorlog, riepen we. De muur viel en het compromis vierde hoogtij. Soft power als kracht. Grenscontroles waren niet meer nodig. Het vooruitgangsgeloof en maakbaarheidsdenken lijken op te leven. Inmiddels hebben het over The Perfect Man en een total body scan. Ondertussen is het oorlog op de bootjes. Op de boot is het de dood of de gladiolen. Het is ten hemel schreiend. En wij? Wij vinden dat het vakantiegenot van toeristen niet bedorven mag worden, dat bootjes met vluchtelingen horizonvervuiling zijn en dat de Griekse kustwacht harder moet optreden. In Europa verliezen we ons in het onbereikbare en tandenloze compromis. Maar aan de randen van onze politieke droom wordt een gevecht gevoerd op leven en dood.
Ik denk dat de vraag naar wie er op die boot zit niet zo relevant is. In mijn eigen partij wordt vaak opgemerkt: we rekenen je niet af op wie je bent, maar op wat je bijdraagt. Niet op waar je vandaan komt, maar op waar je naar toe gaat. Maar kan je iemand bezien zonder zijn afkomst, familie, sociale status in ogenschouw te nemen? Een mens is meer dan zijn ziekte, delict of story. Bootvluchtelingen zijn mensen die net als wij gelijk in waardigheid en rechten zijn geboren. En wij behoren in een geest van broederschap ons jegens hen te gedragen (artikel 1, Universele Rechten voor de Mens). Laat onverlet dat je niet kunt beweren dat iemand die nu in Homs geboren wordt dezelfde kansen heeft als iemand die in Gouda geboren wordt. Ernaar streven is nobel, maar niet realistisch.
Je moet zelf maar eens geconfronteerd worden met dichte deuren, met slecht nieuws, met de dood in de ogen. Dat wordt alles anders. Dan kan je de straatkrantverkoper bij de supermarkt niet meer negeren. Ik schaam mij omdat elke bootvluchteling een aanklacht is tegen mijn bestaan hier. Ooit was Nederland het land waar ‘ketters’ hun boeken konden publiceren – Locke bijvoorbeeld -, waar vrijdenkers zich een vis in het water voelden. Die tolerantie, die gastvrijheid mis ik. De discussie wordt gevoerd in geopolitieke termen – over quota en rendement. Niet over mensen, over de intrinsieke waarde van het leven. Wij mogen niet weigeren. De bootvluchteling heeft geen keus, wij wel. Wie geeft, die zal ontvangen. Geachte Nederlandse regering, geachte politici, toon moed en wees gastvrij.
Hans Alderliesten, voorzitter CDA Gouda