De rechters zullen zonder vooringenomenheid moeten oordelen over tramschutter Gökmen T. Augustinus bracht het spanningsveld tussen rechtvaardigheid en barmhartigheid al treffend onder woorden.
Geschokt. Tweede Kamerleden zijn het regelmatig, ik was het nu ook.
In Utrecht vond de inhoudelijke behandeling van de rechtszaak tegen tramschutter Gökmen T. plaats. Hij wenste geen advocaat en bespuugde vervolgens de advocaat die hij toegewezen kreeg, omdat die voor hem opkwam. Tegen nabestaanden van slachtoffers van de aanslag in de tram zei hij dat het jammer is dat ze nog leven, of woorden van gelijke strekking.
Het was onthutsend. Spijt was in geen velden of wegen te bekennen, noch enige vorm van respect voor de rechtsstaat.
Over de houding van verdachte T. zullen we het snel eens zijn: die is onbetamelijk en zal niet snel op sympathie kunnen rekenen. Toch is het belangrijk om de uitgangspunten van de rechtsstaat in het oog te houden: Gökmen is verdachte. Dat wil zeggen dat zolang zijn daden niet wettig en overtuigend bewezen zijn, hij onschuldig is. Een goede rechter zal zonder vooringenomenheid de zaak behandelen. De uitkomst staat in een goed functionerende rechtsstaat niet van tevoren vast.
“Over de houding van verdachte T. zullen we het snel eens zijn: die is onbetamelijk en zal niet snel op sympathie kunnen rekenen”
Het moet vreemd lopen wil de betrokkenheid van Gökmen T. bij de aanslag in de Utrechtse tram niet worden aangetoond. Dat is evident. Toch is het goed om de zogenaamde onschuldpresumptie in het oog te houden: elke verdachte heeft recht op een eerlijk proces (en een verdachte hoeft in Nederland niet aan zijn eigen veroordeling mee te werken).
Blind
Even onthutsend als de reactie van de verdachte in kwestie, vond ik de reacties die ik op sociale media las. Ik weet het: sociale media vormen geen representatieve afspiegeling van de Nederlandse bevolking en standpunten worden er nogal eens extremer geventileerd, maar toch.
‘Doodstraf!’ zo klonk het. ‘Stuk vuilnis.’ ‘De kogel.’ Rechtbankverslaggever Saskia Belleman meldde in een tweet dat ze ‘behoorlijk zat’ werd van de vele methoden die aangereikt werden om het leven van de verdachte te beëindigen.
Het recht in eigen hand nemen, heet dat. Een digitale lynchpartij die zomaar kan ontaarden in iets ergers. Ook daarom is Vrouwe Justitia blind: niet de persoon wordt gehoord en veroordeeld, maar de feiten en daden.
Het is een hoogst emotionele en precaire zaak, met de dader en vele slachtoffers. De slachtoffers hebben al levenslang, dus nu de dader nog, zullen velen denken. Geen enkele straf lijkt passend: het aangedane leed kan op geen enkele wijze vergoed worden.
“Het recht in eigen hand nemen, heet dat. Een digitale lynchpartij die zomaar kan ontaarden in iets ergers”
Toch zal er recht gesproken worden. Is de verdachte schuldig? Is de verdachte strafbaar? Is de daad hem aan te rekenen? En als dat zo is, welke straf is passend? Indringende vragen waar de meervoudige kamer zich mee geconfronteerd zal zien.
Gelukkige keizers
Het was kerkvader Augustinus die het spanningsveld tussen rechtvaardigheid en barmhartigheid treffend onder woorden bracht. In De Stad van God legt hij uit wat ‘gelukkige keizers’ zijn. Dat zijn niet de keizers die goed voor zichzelf zorgen, maar die ‘rechtvaardig regeren’. Volgens Augustinus zijn werkelijk ‘gelukkig’ de politici die (ik parafraseer):
- … tegenover het gepraat van wie hen ophemelen en de onderdanigheid van wie hen al te nederig begroeten niet hoogmoedig worden, maar zich blijven herinneren dat ze mensen zijn;
- … langzamer straffen en gemakkelijk vergiffenis schenken;
- … de straf alleen toepassen om de staat de noodzakelijke leiding en beveiliging te geven, niet om hun haatgevoelens tegen hun vijanden te bevredigen;
- … de vergiffenis niet zó schenken dat de ongerechtigheid straffeloos wordt, maar dat de hoop op verbetering groeit;
- … de harde besluiten waartoe zij vaak gedwongen worden, verzachten door milde barmhartigheid en royale weldadigheid;
- … liever over hun kwade begeerten willen regeren dan over welke volken dan ook;
- … niet nalaten voor hun zonden het offer van ootmoed, erbarming en gebed aan God brengen.
Ik denk dat Augustinus er geen moeite mee zou hebben als je deze omschrijving zou toepassen op een vader, leerkracht of rechter.