In: Nederlands Dagblad, 12 februari 2016, Gulliver (essay)
Waarschijnlijk viel ik ten prooi aan action bias (‘vooringenomenheid tot handelen’): De Zwitserse filosoof Rolf Dobelli (1966) legt in Die Kunst des klaren Denkens uit dat wij liever iets doen dan niets, ook al levert de actie weinig tot niets op. Hij schrijft: ‘We zijn geneigd te snel en te vaak in actie te komen. Als de situatie onduidelijk is, onderneem dan niets, helemaal niets, tot je de situatie beter in kunt schatten.’
Op een zaterdagavond in december waren onze buren een avondje uit – iets met de goedheiligman. Toen ze terugkwamen bleek er bij hen te zijn ingebroken. Inbrekers hadden het kozijn aan de voorzijde geforceerd, maar vermoedelijk heeft iemand hen tijdens de daad hinderlijk onderbroken, want ze hebben de woning niet betreden. Dat is een opluchting, maar het gedoe ermee en gevoel erbij zijn allerminst prettig.
Onze stad kampt met een heuse inbraakgolf. De sombere wintermaanden – met de feestdagen, als mensen van huis zijn – nodigen blijkbaar uit tot het zich wederrechtelijk toe-eigenen van de goederen van een ander. Alle hands aan dek dus. Politie, gemeente en wijkteam ontplooiden allerlei acties om de inbrekers een halt toe te roepen. Zelfs een heli werd ingezet om eventuele inbrekers op te sporen en te kunnen volgen.
Als maatschappelijk geëngageerde burger wil ik graag ook iets doen – ziedaar de action bias. Al eerder had ik het voornemen een buurtwhatsappgroep op te starten. Maar zoals het gaat met voornemens bleef het bij een voornemen. (O ja, onze goede voornemen van dit jaar!) Maar nu was het genoeg en ik besloot de stoute schoenen aan te trekken. Ik stuurde een groep buurtbewoners een mail, een blind carbon copy uiteraard, want privacy is het milieu waar data de olie is. Vervolgens maakte ik een nieuwe groep aan. De groep kreeg de naam van de twee straten van ons wijkje. Als iedereen meedeed, zou de groep te klein zijn, want een WhatsApp-groep kan maximaal 100 personen bevatten. Dat zou van later zorg zijn, eerst maar eens zorgen dat mijn buren zich zouden aanmelden.
Hoe zou dit ontvangen worden? Zou er al een groep zijn? Zou het op bezwaren stuiten? Tot mijn verrassing ontving ik direct enkele aanmeldingen en sympathiebetuigingen (‘Dit hadden we veel eerder moeten doen’). Het briefje dat ik huis-aan-huis bezorgde om iedereen uit te nodigen mee te doen, deed wonderen. Inmiddels telt de groep circa 70 deelnemers. De reacties waren meer dan positief, hoewel ik ook op privacybezwaren stuitte. Op internet had ik gelezen dat het van belang is vanaf appje één te hameren op de beleidsregel: alleen noodoproepen of berichten die voor een grotere groep relevant zijn en absoluut geen spam. Wie spamt, kan rekenen op excommunicatie – letterlijk. Een zijspoortje, maar in het woord communicatie zit het woord commune (leefgemeenschap). Wie communiceert voegt zich bij een gemeenschap, in dit geval een gemeenschap van mobiele nummers. Communicatie is dus niet zozeer iets overbrengen, zenden, als wel community building in elementaire zin.
De rol van de gemeente en de politie bij dit alles is beperkt. Ik werd met medebeheerders uitgenodigd voor een vergadering van het wijkteam (wie een nuttige en vermakelijke avond wil hebben, kan ik aanraden een keer naar een vergadering van het plaatselijke wijkteam te gaan). De gemeente en de politie juichten ons van harte toe. Zeiden ze. Cynisme? Wellicht. Participatiemaatschappij is toch een ander woord voor bezuiniging? Ik kan me voorstellen dat het voor gemeenten ook spannend is: welke taken kunnen we uitbesteden? En wat als burgers zelf aan de slag gaan met veiligheid?
Als CDA’er ben ik al langer gecharmeerd van de Amerikaanse filosoof Amitai Etzioni. Hij is de aartsvader van het communitarisme. Dat is een stroming in de politieke filosofie die zich niet op de markt, noch op de overheid, maar op de samenleving richt. De samenleving is een gemeenschap van gemeenschappen en de overheid moet stimuleren dat de verschillende gemeenschappen tot hun recht kunnen komen en, om in de geest van filosofe Hannah Arendt (1906-1975) te spreken, dat mensen aan elkaar kunnen verschijnen in deze wereld. Volgens Etzioni moet de overheid voorzieningen realiseren die gemeenschapsontwikkeling stimuleren. Dit heeft gevolgen voor de ruimtelijke ordening. Daarbij moet gedacht worden aan pleinen en parken, brede trottoirs (zodat mensen met elkaar kunnen praten), zitgelegenheden enzovoorts. Het is van belang dat mensen met elkaar in contact komen, elkaar leren kennen en standpunten uitwisselen. De samenleving heeft baat bij een grote sociale cohesie. De uitdaging is om het sociale kapitaal te benutten ten gunste van de plurale en multiculturele samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het betrekken van burgers bij de rechtspraak (gemeenschapsrechtbanken) en veiligheid (buurtwachten), referenda en andere vormen van burgerparticipatie. De onderlinge gedachte is dat verantwoordelijkheid en collectivisme bijdragen aan de stabiliteit en bestuurbaarheid van een samenleving.
Wie denkt dat dit te abstract is voor een buurtwhatsapp heeft gelijk. Een buurtwhatsappgroep hebben is één, een groep beheren, dat is het volgende hoofdstuk. Waar ik bang voor was, gebeurde. ‘Er lopen hier verdachte collectanten, wil je de politie bellen?’ Als beheerder word je direct als een wijkoverste gezien. Mensen verwachten dat ik naar de politie bel. In appgroepen wordt de journalistieke code ‘één bron is nog geen bron’ met de voeten getreden. Voor veiligheid zijn mensen bereid een hoge prijs te betalen. Het duiden van informatie is belangrijk. Hoe onderscheid je need to know van nice to know? Want wat is precies verdacht gedrag? Wanneer mag je van iemand een foto maken en die op de app zetten? Bij twijfel? Het kan een jongeman zijn die voor het eerst bij zijn schoonouders op bezoek gaat en bedremmeld rondloopt. Voor je het weet, dringt politieke framing een appgroep binnen en gaat het over ‘tuig’ en krijgt de gemeentelijke plantsoendienst ervan langs. Er is verschil tussen een buurtwhatsapp, buurtbarbecue en buurtfacebookgroep. ‘The medium is the message’, stelde een communicatiegoeroe in de vorige eeuw. Elk kanaal vraagt om een eigen aanpak. Een whatsappgroep met forenzende yuppen verschilt qua dynamiek van een appgroep met een net-een-smartphone-bezittende-oma’s.
De vraag dringt zich op of een buurtwhatsapp bijdraagt aan de veiligheid in een wijk. Voorkom je er inbraken mee? Er zijn voorbeelden bekend dat inbrekers gepakt werden door berichten uit een appgroep. Oplettende buurtbewoners zagen een inbreker, alarmeerden de politie en activeerden vervolgens de buurt. De dader had geen schijn van kans. Want dat is wat gebeurt, zo vernam ik ook van een flatbewoonster: als zij appt, hoort ze niet veel later deuren opengaan en gaan prompt buurtbewoners hun hond uitlaten. Daarbij kan van een whatsapp-buurtpreventie-bord een afschrikwekkend signaal uitgaan richting inbrekers. Het laat onverlet dat een buurtwhatsapp een voorbeeld is van een action bias: ergens iets aan doen voelt beter dan er niets aan doen. Maar of het werkt? Wat ik maar als bijvangst noteer, is dat de whatsappgroep een vorm van sociale cohesie is. In een wijk met forenzen die elkaar wel groeten en af en toe een heggenschaar uitlenen, maar verder niet op elkaar betrokken zijn, kan het een opmaat zijn naar meer. Maar voor nu is voorzichtigheid geboden, zowel in de buurt als in de appgroep.