Mensen die in de fout zijn gegaan, verdienen een herkansing. In onze samenleving is voor herstel en vergeving echter nauwelijks ruimte. Inzichten van de kerkvader Augustinus kunnen ons hierin verder helpen.
Gepubliceerd in RD, 1 februari 2022.
Er zijn veel verschillen tussen de ophef na de BOOS-uitzending over de misstanden bij The Voice of Holland en het rumoer rond een vrouwelijke VVD-adviseur die veroordeeld is als lid van de terroristische Hofstadgroep. Er zijn echter grote overeenkomsten in hoe het grote publiek ermee omgaat: waarheidsvinding wordt niet afgewacht, van hoor en wederhoor is nauwelijks sprake en er wordt eerder naar de schandpaal dan naar de biechtstoel gewezen. Schuldig, dus hangen, klinkt het oordeel. Waar schuld is, moet een offer worden gebracht. Een offer dat in de ogen van de publieke opinie tekortschiet. Het pleidooi voor strengere straffen, terwijl criminaliteit aantoonbaar afneemt, klinkt al luider. Eens een dief, altijd een dief. Voor je het weet, denken we uitsluitend in termen van schuld en niet meer in termen van genade.
Het past in een bredere trend van egalisering, transparantie en ”cancel culture”: wie in opspraak raakt, kan baan, carrière en toekomst vergeten. Dit is een zorgelijke ontwikkeling, al mogen we niets afdoen aan de ernst van de feiten, als we die al kennen. Heeft wie niet in het reine komt met het verleden wel toekomst?
Het zoeken naar ‘perfecte’ mensen is ook hierom problematisch: ambts- en gezagsdragers dienen van onbesproken gezag te zijn. Jazeker, maar kennen we ons eigen hart? Wie wijst naar een ander, wijst ook naar zichzelf.
Ruimte voor genoegdoening, herstel en vergeving lijkt in onze samenleving problematisch geworden. In het strafrecht wordt mensen leed toegevoegd, bijvoorbeeld door een geldboete of vrijheidsbeneming. Namens de samenleving eist het openbaar ministerie een straf die recht doet aan het delict. Als de straf erop zit, heeft genoegdoening plaatsgehad. Maar aan de kant van de samenleving en de slachtoffers kan dat anders liggen: is je kind doodgereden of misbruikt, dan heb je levenslang. Zoiets komen mensen maar zelden te boven. Omgaan met verlieservaringen is, in de woorden van klinisch psycholoog Manu Keirse, hard werken.
Straffen om te herstellen
Wat kunnen we van kerkvader-filosoof Augustinus (354-430) leren als het gaat om het opleggen van straf en herstel in de gemeenschap? Ik benoem drie aspecten uit zijn werk:
1. Als het goed is, zegt Augustinus, weten we dat de fouten die de ander heeft gemaakt niet uniek zijn. Het maken van fouten, en erger, is inherent aan de mens. Zijn wij niet allen zondaren? Laten we ons daarom niet verheffen boven een ander. De rechter is zelf ook mens en onderdeel van de menselijke misère. Kennis van de menselijke natuur, waaronder een besef van eindigheid en sterfelijkheid, moet de rechter met nederigheid vervullen. De rechter moet uit liefde handelen en de zondaar liefhebben, maar de zonde haten. Aan Augustinus wordt dit citaat toegeschreven: „Geen heilige zonder verleden, geen zondaar zonder toekomst.”
2. Volgens Augustinus is barmhartigheid de keerzijde van rechtvaardigheid. Wie niet rechtvaardig is, kan niet barmhartig zijn en wie niet barmhartig is, kan niet rechtvaardig zijn. In een verhandeling over de eerste brief van Johannes schrijft hij treffend: „U mag niet denken dat u uw knecht bemint als u hem niet slaat; dat u uw kind bemint als u het geen tucht leert; dat u uw buurman bemint als u nooit iets tegen hem zegt. Dit is geen liefde, maar slapheid. De liefde moet vurig zijn; vurig om op fouten te wijzen, om te verbeteren. Gaat het over iets goeds, dan is zij blij; gaat het over iets slechts, dan tracht zij dat te verbeteren. Bemin nooit de fouten van een persoon, maar wel de persoon zelf, want God heeft de mens gemaakt, maar de fouten worden door de mens gemaakt. Bemint u de mens, dan zult u hem ook bevrijden van zijn fouten. Al bent u soms verplicht hard op te treden, doe het uit liefde tot het goed van de ander.”
Re-integratie
3. Iedereen verdient een tweede kans. De volgorde bij het opleggen van straffen is bij Augustinus: eerst slaan, dan troosten; eerst straffen, dan genezen. De straf of sanctie is volgens hem bedoeld om iemand tot inkeer, zelfinzicht en verbetering te brengen. Geen mens mag een ander mens de kans op bekering ontnemen. De opgelegde straf mag geen onomkeerbaar karakter hebben, zoals de doodstraf (daarin was Augustinus zijn tijd vooruit), maar dient te passen bij de leefwereld van degene die gestraft wordt. Dat vergroot de kans op verbetering en karaktervorming. Een check kan dus zijn: Is iemand tot inkeer gekomen? Heeft iemand gebroken met zijn vroegere levenswandel of zonden? Als dat zo is, dan zou de samenleving open moeten staan voor re-integratie. Om het met een Bijbelwoord te zeggen: „Ga heen, zondig niet meer.”
De auteur is adviseur-onderzoeker maatschappelijke vraagstukken en bereidt zich voor op een promotieonderzoek naar Augustinus’ opvattingen over rechtvaardigheid en barmhartigheid.